Terug naar Kennisbank

Van dik hout

Dankzij het vochtige, koele klimaat met zachte winters groeien in West- en Midden-Europa vooral loofbossen, waarin de beuk domineert. De hogere gronden zijn over het algemeen bedekt met beukenbossen, terwijl de frequent overstroomde rivierdalen begroeid zijn met wilgenbossen. Alleen op de armste gronden neemt de concurrentiekracht van de beuk af ten gunste van eiken en haagbeuken (Koop 1982a).

Nederland heeft zowel in absolute als in relatieve zin zeer weinig bos in vergelijking tot andere Europese landen. Het bosareaal in ons land bedraagt ongeveer 10% van de oppervlakte land. Bos is een (zeer belangrijk) ecosysteem en ook in Nederland is zomergroen loofbos van nature het climaxstadium in de successie van vegetatie, hetgeen betekent dat wanneer boswachters hun auto’s en kantoren niet verlaten het bos in stand blijft of zich zelfs uitbreidt.

Dit wordt mooi geïllustreerd door oerbossen die zich zonder ingrijpen door de mens volledig zelfstandig in stand houden. Voorbeelden hiervan zijn onder meer het oerbos Biogradska Gora in Montenegro en Białowieża in Polen en Wit-Rusland. Het oerbos van Białowieża is een relict van de eens uitgestrekte laaglandoerbossen van Centraal-Europa dat nog in een min of meer natuurlijke staat is. De totale oppervlakte van het gebied is circa 1.500 km². Ongeveer 876 km² ligt tegenwoordig in Wit-Rusland en 624 km² ligt in Polen. De vochtige leembodems in Białowieża zijn begroeid met linden-haagbeukenbos met hier en daar ook eiken, fijnsparren en Noorse esdoorns. De in West- en Midden-Europa zo belangrijke beuk komt in Białowieża niet voor, omdat de winters er te streng zijn (Koop 1982c). De meest voorkomende boomsoort in Białowieża is de haagbeuk. Ook in een oerbos treden zonder menselijk ingrijpen natuurlijke veranderingen op. Zo neemt de fijnspar in Białowieża af, terwijl de Noorse esdoorn er momenteel sterk toeneemt. In het Białowieża ecosysteem komen maar liefst 10 soorten spechten voor waaronder de Syrische bonte specht. In 1876 werd het laatste oerwoud, het Beekbergerwoud, in Nederland gekapt en daarmee verdween helaas al het oorspronkelijke natuurbos.

Ontbossing in Nederland

Het lot van het nog resterende bosareaal in Nederland lijkt uit hetzelfde hout gesneden. Van 1990 tot 2013 nam het bosareaal in ons land toe. Tussen 2013 en 2017 is de Nederlandse bosoppervlakte netto echter met zo’n 5400 ha afgenomen oftewel gemiddeld 1350 ha per jaar tot ruim 364 duizend ha in 2017. Omgerekend een verlies van 0,36 procent van het bosoppervlak per jaar van 2013-2016. Over dezelfde periode blijkt de jaarlijkse procentuele afname in de Amazone nog net geen 0,20 procent. De stelling dat Nederland procentueel gezien even snel bosoppervlak verliest als het Amazonegebied lijkt daarmee helaas correct.

De afgelopen jaren lijkt de ontbossing van Nederland zelfs in een stroomversnelling te zijn geraakt, hetgeen ondermeer op basis van bovenstaande onbegrijpelijk is.

Zo is de middenberm van de A1 tussen Stroe en Kootwijk over een lengte van ongeveer 20 km nagenoeg geheel ontboomd, zulks onder meer om de brandveiligheid en daarmee verkeersveiligheid te verbeteren. Tevens wordt als reden herstel van het leefgebied van zeldzame mossen genoemd, maar waarschijnlijk worden hier korstmossen bedoeld. Navraag bij Rijkswaterstaat leerde dat het hier korstmossen betreft, die kenmerkend zijn voor vastgelegd stuifzand.

In deze middenberm blijken volgens opgave over een lengte van 2 km namelijk meerdere soorten zeldzame en zeer kwetsbare korstmossen te worden aangetroffen en de groei van deze korstmossen werd beperkt door hoge bomen. Aandoenlijk is dat Rijkswaterstaat het woord obstakel lijkt te gebruiken voor boom. De betrokken soorten zijn sterk licht-behoevend en gedijen alleen op uiterst voedselarm zand. Veel van de hier aanwezige korstmossen behoren tot het geslacht cladonia. In de locatie bij Kootwijk komen zo’n 15 soorten uit deze groep voor.

Kenmerkende en ook landelijk (vrij) zeldzame soorten zijn: open heidestaartje (cladonia crispata; van 115 atlasblokken voor 1990 naar 181 atlasblokken van 1990-2020 en vrij zeldzaam & niet-bedreigd), girafje (cladonia gracilis; van 185→237 en vrij zeldzaam & niet-bedreigd), wrattig bekermos (cladonia monomorpha; van 22→56 en zeldzaam & niet-bedreigd), slank stapelbekertje (cladonia pulvinata; van 55→131 zeldzaam & niet-bedreigd), hamerblaadje (cladonia strepsilis; van 79→106 en zeldzame soort geclassificeerd als kwetsbaar op de rode lijst van 2011), stuifzandstapelbekertje (cladonia verticillata; 43→94 en zeldzaam & niet-bedreigd) en ezelspootje (cladonia zopfii; van 100→172 en vrij zeldzaam & niet-bedreigd). Enkel het hamerblaadje prijkt op de Rode Lijst van 2011.

Er zijn in het totaal 686 soorten korstmossen in Nederland, waarvan er 46% op de Rode Lijst 2011 staan vermeld. Van de 311 soorten op de Rode Lijst van 2011 werden er 65 soorten geclassificeerd als kwetsbaar. Per biotoop was de classificatie overigens als volgt: van de soorten van zandverstuivingen en heide werd 40% vermeld op de Rode Lijst van 2011, van de soorten van naaldbossen 75%, van de soorten van beuken- en eiken-haagbeukenbossen 92% en van de soorten van eikenbossen 73% (Aptroot et al. 2011). In deze classificatie worden de hoogste percentages soorten op de Rode Lijst van 2011 overigens gehaald in bossen. Het gegeven dat de betrokken soorten alleen gedijen op uiterst voedselarm zand impliceert natuurlijk maximale ontboming. In hoeverre voedselarm zand voorkomt in de middenberm van een snelweg is overigens de vraag.

Als laatste reden voor de ontboming van de middenberm van de A1 tussen Stroe en Kootwijk wordt aangevoerd het terugbrengen naar de oorspronkelijke staat: het open stuiflandschap van de Veluwe. Dit laatste argument lijkt bepaald niet bevorderlijk voor de verkeersveiligheid waardoor op de ontboming van de middenberm van de A1 het spreekwoord ‘van krom hout komt nooit een rechte staak’ toepasselijk lijkt.

Ontbossing rond Zeist

Ook dichter bij huis is de ontbossing van Nederland niet meer te ontlopen. Zo moeten ondermeer de recente ontgroening van de wijk Brugakker en de ontbossing van Heidestein in de gemeente Zeist worden genoemd. De ontgroening van de wijk Brugakker betrof ondermeer een grote oppervlakte oude ligusterstruiken alsmede veel bomen in grootte variërend van klein tot majestueus. Deze ligusterstruiken waren in de winter een belangrijk foerageergebied voor ondermeer appelvinken en pestvogels. De kap van zo’n 108 voetbalvelden bomen op Landgoed Den Treek-Henschoten zet natuurlijk pas echt zoden aan de dijk in het kader van ontbossing.

Om een goed inzicht te krijgen in de ontbossing van Nederland is Google Earth natuurlijk een fantastisch hulpmiddel. Zo kan welhaast in vogelvlucht de ontbossing bij ondermeer Schoorl nader worden bekeken, evenals die van de Sallandse Heuvelrug, Boswachterij Smilde, het Drents-Friese Wold bij Appelscha, enzovoort. Mooi te zien is dan dat de ontbossingen bij Schoorl en op de Sallandse Heuvelrug schoolvoorbeelden zijn van grootschalige kaalkap, terwijl in het Drents-Friese Wold sprake is van fragmentatie van het bos.

Bij een grootschalige kaalkap verdwijnt het getemperd bosklimaat volkomen. De bosbodem wordt blootgesteld aan weer en wind en de voedingsstoffen die circuleren in de kringloop tussen strooisel en bomen, spoelen met het regenwater, dat niet meer door de bomen wordt opgepompt, uit naar diepere lagen. Samen met het geoogste hout worden eveneens mineralen uit de kringloop van het bos afgevoerd (Koop 1982b) om maar te zwijgen over de CO2-uitstoot.

De suggestie wordt steeds gewekt dat ontbossing ten dienste staat van de vergroting van de biodiversiteit. Maximale ontbossing is vanzelfsprekend voor de hand liggend wanneer de bevoordeling van zandminnende soorten wordt nagestreefd als het Hamerblaadje of de Zandhagedis. Opmerkelijk genoeg wordt een boomminnende soort als de Draaihals in dit verband nooit genoemd. Helaas is biodiversiteit op zich een loos begrip, maar zou in dit verband de biodiversiteitsindex richtinggevend moeten zijn. De biodiversiteitsindex kan met name worden berekend volgens Yule of volgens Shannon. Beide rekenmethodes verschillen in essentie niet en zijn gebaseerd op zowel het aantal soorten als de verhouding tussen de aantallen van die soorten in één of meer telvakken van een bepaald gebied. Wanneer de biodiversiteitsindex wordt toegepast op een ecosysteem met alleen al 10 soorten spechten dan is deze groot. Indien men met name van slechts één soort in een gebied uitgaat als bijvoorbeeld de Zandhagedis dan is deze index overigens 0 (nul), want ironisch genoeg is de zogenoemde natuurlijke logaritme van 1 immers nul.

Het is overigens wel aandoenlijk te lezen op de eigen website van Staatsbosbeheer dat bij Staatsbosbeheer, ondanks de aanplant van nieuwe bossen, het totale bosareaal de afgelopen jaren (ook) afgenomen is met ongeveer 1.680 ha. Dat bij een instantie als nota bene Staatsbosbeheer, die toegewijd zou moeten zijn aan bosbeheer, het bosareaal ook afneemt geeft te denken. Het gegeven dat in Boswachterij Smilde van Staatsbosbeheer 10 broedplaatsen van de havik zijn kapot gezaagd, waardoor het aantal broedparen van de havik daar is gezakt van 10 naar 2 (Bijlsma 2020) doet vermoeden dat ook de biodiversiteit(sindex) niet heel relevant is in relatie tot ontbossing. De havik staat immers aan de top van de voedselpiramide en diens horst zou daarnaast in de geest van de Wet natuurbescherming overigens jaarrond bescherming moeten genieten.

De meest voor de hand liggende redenen voor de ontbossing in Nederland lijken daarmee de subsidie voor omvorming van het ecosysteem bos naar het cultuurlandschap heide en de hoge houtprijzen. Helaas een geval van twee vliegen in één klap of van twee walletjes eten. De prijzen van houtblokken zijn over de periode 2016-2019 gestegen met ongeveer 15% en kosten nu ongeveer 320 euro per ton, terwijl de prijs van houtsnippers over deze periode stabiel gebleven is op ongeveer 80 euro per ton. Dit lijkt een verklaring voor de waarneming dat de afgelopen tijd (massaal) veel grote bomen worden gekapt in plaats van dat struiken en kleine bomen worden versnipperd. Immers van dik hout zaagt men planken ……

Geraadpleegde bronnen:

– Nationale Databank Flora en Fauna Verspreidingsatlas Korstmossen website www.verspreidingsatlas.nl

– Rijkswaterstaat Herinrichten middenberm A1 Stroe – Kootwijk website www.rijkswaterstaat.nl › nieuws › 2018/11

– Wikipedia website nl.wikipedia.org

– Nieuwsbode Zeist van 12 december 2018

– Aptroot A., Herk C.M. van & Sparrius L.B. 2011. Basisrapport voor de Rode Lijst Korstmossen. BLWG. Rapport 12.

www.volkskrant.nl dd. 29 sep. 2017

www.staatsbosbeheer.nl/over-staatsbosbeheer/dossiers/bos-en-hout/omvang-…

www.wur.nl/nl/nieuws/Ook-in-Nederland-vindt-ontbossing-plaats.htm

www.carmen-ev.de/infothek/preisindizes

– Bijlsma RG. Trends en broedresultaten van roofvogels in Nederland in 2019. De Takkeling 2020;28:3-47.

– Koop H. De bossen van Europa. Encyclopedie van de natuur: Flora en fauna op het land. Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen 1982a:860-861.

– Koop H. Het bosreservaat van Białowieża. Encyclopedie van de natuur: Flora en fauna op het land. Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen 1982c:920-921.

– Koop H. Bos: houtakker of natuurgebied? Encyclopedie van de natuur: Flora en fauna op het land. Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen 1982b:862-863.

www.nardinclant.nl/wp-content/uploads/Natuurtechnisch-bosbeheer-Nardincl…

– NMV Verspreidingsatlas Paddenstoelen website www.verspreidingsatlas.nl/0317020

Figuur 1. Roze sparrenhoutzwam in het oerbos Białowieża in Polen als necrotrofe parasiet van droog en voedselarm naaldbos. Deze paddenstoel is in Nederland in de periode 1990-2020 uit 4 atlasblokken gemeld.

Figuur 2. Ontbossing op Heidestein met optimale mogelijkheid tot bodemerosie. 

Figuur 3. Boomstammen brengen per ton ruim 4 maal meer op dan houtsnippers.

Han van der Kolk

Kenmerken

Datum 2020 / 09
Publicatie Artikel
Thema Geen

Dit is een kennisbank artikel van KNNV | Afdeling Zeist, Heuvelrug en Kromme Rijn.

Bezoek de site